maandag 2 november 2009

Daar zijn de beleidsnota’s …

De beleidsnota’s voor de regeerperiode 2009-2014 zijn er. Voor “overheid en economie” zijn vooral de beleidsnota’s economie, economisch overheidsinstrumentarium en sociale economie van betekenis. Uiteraard is het goed om deze samen te lezen met andere beleidsnota’s zoals deze uit de zogenaamde “horizontale beleidsdomeinen” met betrekking tot het algemeen regeringsbeleid, financiën en begroting en bestuurszaken.

De 5 strategische doelstellingen die in de beleidsnota economie naar voor worden geschoven zijn:

  • Bedrijven door de crisis helpen
  • Meer en sterker ondernemerschap
  • Een meer groene economie
  • Meer groeiende ondernemingen
  • Een meer innovatieve en kennisintensieve economie

De beleidsnota economisch overheidsinstrumentarium is heel wat minder dik (21 blz.) dan de beleidsnota economie (54 blz.). Het is wel duidelijk dat de bestaande instrumenten (PMV, LRM,…) in hun rol bevestigd worden en zelfs versterkt.

Hoe men met de Vlaamse energiemaatschappij de beoogde concurrentiële omgeving met competitieve prijzen voor consumenten en bedrijven blijft voorlopig nogal wazig. Volgende maatregelen worden vermeld: nemen van strategische participaties, investeren en participeren in innovatieve energieprojecten, deelnemen aan internationale klimaatprojecten om Kyoto-eenheden te verwerven en energie-efficiëntieprojecten in Vlaamse overheidsgebouwen.

De beleidsnota sociale economie focust op:

  • meer werk op maat van mensen inschakelen van kansengroepen bij maatschappelijke diensten
  • het creëren van duurzame jobs door het realiseren van doorstroming
  • de verdere uitbouw van het ondersteuningsbeleid voor de sociale economie
  • het ontwikkelen van een kwaliteitskader voor de organisaties binnen de sociale economie
  • een pioniersrol in maatschappelijk verantwoord ondernemerschap

In mijn vorig artikel had ik reeds gewezen op het snoeiwerk dat nodig zal zijn aan de uitgavenkant.

Besparingen zullen voor een groot deel moeten komen van efficiënter werken. Inefficiënties (overlappingen in bevoegdheden, koppelsubsidiëringen, … ) wil de regering wegwerken. In de beleidsnota binnenlands bestuur is deze optie duidelijk in beeld. Als één van de strategische doelstellingen wordt er “Een volwaardig partnerschap over de grenzen van beleidsdomeinen en bestuursniveaus heen” naar voor geschoven. Ook wordt in de nota gesteld: “Het is een vaak gehoorde, en terechte klacht, dat de verschillende beleidsdomeinen afzonderlijk handelen vanuit een eigen interne logica zonder voldoende rekening te houden met de aansluiting van hun processen op die van de andere beleidsdomeinen of beleidsniveaus”. Ook de problematiek van koppelsubsidiëring wordt in die nota onder de loep genomen.

Van meet af aan rekening houden met het bestaan van andere beleidsniveaus en beleidsdomeinen zou een normale gezonde reflex moeten zijn.

Als een financiering door één overheid kan afgewikkeld worden, moeten er geen drie overheden voor een aparte subsidieregeling zorgen. In het laatste geval is dat immers driemaal voorbereidend werk, driemaal subsidiebesluiten opstellen, driemaal het dossier opvolgen, en (bij gebrek aan afstemming tussen de betrokken overheidsorganen) ook driemaal controleren of het geld goed besteed is geweest. Om tenslotte ook nog driemaal het betaling- of terugvorderingscircuit te doorlopen. En dan hebben we het nog niet over de operationele kost en opportuniteitskost voor de organisatie die zich ten aanzien van al deze overheidsorganen telkens zal moeten verantwoorden: driemaal een subsidieaanvraag, driemaal tussentijdse rapporteringen, driemaal opvolgen, driemaal een finale verantwoording. En hopelijk is er voor de gesubsidieerde niet driemaal een verschillende subsidieregeling of verantwoordingswijze.

De vraag kan gesteld worden in hoeverre men de afspraken met betrekking tot “een efficiënte en effectieve overheid”, waaran in het regeerakkoord een volledig hoofdstuk werd besteed, voldoende heeft doorvertaald naar de diverse beleidsnota's.

Opvallend is dat dit wel uitdrukkelijk gebeurd in de beleidsnota economie. Naar het voorbeeld van het regeerakkoord wordt er een afzonderlijk hoofdstuk aan gewijd. Aandacht wordt daarbij gericht op:

  • administratieve vereenvoudiging beperken tot kerntaken
  • samenwerken op alle niveaus
  • ondernemingsvriendelijke lokale besturen
  • provincies
  • resoc’s
  • federale bestuursniveau
  • Europese Unie
  • internationaal

De oproep komt minder duidelijk aan bod in de beleidsnota sociale economie. Zowel vanuit het Vlaamse als vanuit het federale niveau zijn er organen die initiatieven op dat domein financieel ondersteunen. De terreinafbakening kan daar in elk geval een stuk beter. Het is immers geen fictie dat eenzelfde project zowel steun vanuit de Vlaamse als vanuit de federale overheid onttrekt. Met alle risico’s (oversubsidiëring, dubbele financiering, …) vandien.
In de beleidsnota wordt in punt 5.3.3. slechts kort verwezen naar het (aflopen van) het huidige samenwerkingsakkoord met de federale overheid en de wens om de toekomst van dat akkoord verduidelijken en de dialoog met betrekking tot de afstemming van Vlaamse en
federale tewerkstellingsmaatregelen verder te zetten. Welke kant men als Vlaamse overheid op wil is niet echt duidelijk. Het is een gemiste kans dat de beleidsnota daar niet meer aandacht aan schenkt.

De beleidsnota heeft het ook over klaverbladen, klaverbladdenken en klaverbladfinanciering. Klaverbladdenken gaat er blijkbaar vanuit dat de "verschillende betrokken overheden bijdragen in de kosten en delen in de baten" (blz. 29 van de nota). De vraag kan gesteld worden in hoeverre deze filosofie niet ingaat tegen het in het regeerakkoord beoogde efficiëntiedenken. De term is niet helemaal nieuw. Naar aanleiding van een hoorzitting in november 2006 bij de behandeling van het ontwerp van decreet betreffende de lokale diensteneconomie plaatste Jan Peumans een aantal vragen bij dit mechanisme: “(…) De Koepel van Buurt- en Nabijheidsdiensten heeft in maart van dit jaar op een hoorzitting gezegd dat de financiering van buurt- en nabijheiddiensten een onontwarbaar kluwen is. Wie zal de regie daarvan op zich nemen? Hoe werkt het klaverbladmodel in de realiteit eigenlijk? Gemeenten die de regierol op zich nemen, moeten een medewerker in dienst nemen die zich alleen bezighoudt met het verzamelen van subsidies. (…)”. Hopelijk leidt die klaverbladsubsidiëring in de periode 2009-2014 niet tot eenzelfde onontwarbaar kluwen en administratief werk met weinig toegevoegde waarde.

November is traditioneel de maand waarin de beleidsvoorstellen van de ministers in de commissies besproken worden. Kort na een nieuwe regeringsvorming is dat het beleid voor de komende vijf jaar en dus dubbel interessant.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten